Het weeshuis aan de Hoofskade is ontworpen door de Haagse architect Elie Saraber. Saraber leefde van 1808 tot 1878 en ontwierp veel huizen en andere gebouwen in en om Den Haag. Meer informatie over zijn levensloop lees je hier.
Het ontwerp van Saraber
In tegenstelling tot de meeste ontwerpen die een vierkante plattegrond beoogden, ontwierp Saraber uit een U-vormige plattegrond die vrijwel symmetrisch is en twee verdiepingen telt. Het hoofdgebouw aan de Hooftskade herbergt op de begane grond alle voorzieningen als keuken, eetzalen en bijvoorbeeld de diakenzaal. De badkamers waren als eenlaagse elementen gelegen in de twee binnenhofjes van het hoofdgebouw. Op de eerste verdieping van het hoofdgebouw en van de vleugels bevinden zich voornamelijk de slaapzalen en ziekenzalen zodat de rust gewaarborgd is. De hoofdentree bevindt zich in het midden van de voorgevel in een uitspringend gedeelte. In de vleugels zijn de vertrekken van de jongens (links van de hoofdingang, aan de Koningstraat) en de meisjes (rechts) Op de begane grond bevinden zich de eet-, werk-, leer-, en speelzalen en overdekte speelplaatsen die in open verbinding staan met de buiten speelplaatsen. Op de eerste verdieping de slaapzalen. De begane grond aan de Koningstraat bevat ook nog een woning voor de hoofdonderwijzer van de naastgelegen school die in dezelfde tijd is gebouwd en ook door Saraber is ontworpen.
De binnenplaats tussen de vleugels was door een hoge muur verdeeld in een jongens en een meisjes speelplaats. De gehele organisatie van de verschillende ruimtes is helder gegroepeerd langs vier assen; twee dwarsassen in het hoofdgebouw en twee lengteassen, in elke vleugel één. De trappenhuizen zijn strategisch geplaatst in de uiteindes van de vleugels en in het midden van elk van de drie bouwdelen. De suppoostenkamers zijn strategisch gesitueerd in de buurt ven de trappenhuizen en de kamers van de jongensvader en de meisjesmoeder liggen onder een hoek van 45 graden in de binnenhoek van de twee kruisende assen zodat ze controle uitoefenen over beide assen evenals op de speelplaatsen. Het hoofdgebouw is onderkelderd ten behoeve van de opslag van levensmiddelen, zand en kolen. Onder de badkamers op de binnenplaatsen bevonden zich opvangbakken voor regenwater. Onder de kappen bevonden zich de droogzolders en de waterreservoirs die opgepompt water onder druk naar de wasbassins stuwden.
Alle gevels zijn strikt symmetrisch en zijn uitgevoerd in schoon metselwerk met een houten kordonlijst tussen de verdiepingen. De vensters zijn tweedelig met elk 15 ruiten, de plint is van hardsteen. Het gebouw heeft een zakelijke en onopgeschmukte uitstraling en bevat kenmerken van het eclecticisme. De voorgevel heeft 21 vensterassen en bestaat uit vijf geveldelen: een middenpartij van vijf vensterassen breed, op de hoeken twee partijen van drie vensterassen breed en twee tussengelegen delen van elk vijf vensterassen breed. De hart-op-hart afstand van de vensterassen is in tussengelegen delen iets groter. De middenpartij ligt verder naar voren en is verhoogd met een attiek waardoor er zich een vijftal vierkante vensters boven de vensters van de eerste verdieping bevindt. Daarbovenop bevindt zich een fronton met oculus. De middelste vensteras met hoofdentree is gedecoreerd met een natuurstenen omlijsting met in de top een herdenkingsplaat met daarop de tekst “Diaconie weeshuis der Nederduitsche Hervormde Gemeente 1867”
Dit alles draagt eraan bij dat deze midden partij sterk wordt benadrukt. De twee partijen op de hoeken onderscheiden zich doordat zij verder naar voren liggen, zelfs verder dan de middenpartij. Zij bevatten evenals de middenpartij een fronton met oculus. De gevels tussen deze drie bouwdelen verbergen een lessenaarsdak en hebben daardoor alleen een kroonlijst. De zijgevels zijn vrijwel identiek en bevatten 23 vensterassen, verdeeld over 9 delen. Vijf delen springen iets verder naar voren maar minder ver dan bij de voorgevel het geval is. De buitenste, uitstekende delen hebben één vensteras met elk twee blinde vensters en worden aan bovenzijde afgesloten met een fronton met oculus. Het middendeel bestaat uit drie vensterassen en eveneens een fronton met oculus. Daartussen zijn nog twee delen van drie assen breed die wel naar voren uitsteken maar geen fronton bevatten. Net zoals bij de voorgevel is de afstand tussen de vensterassen in de delen die verder naar achteren liggen iets groter. De gevel aan de Koningstraat bevat ook een ingang in het midden van de gevel en twee ingangen vlak naast de twee buitenste geveldelen. De gevels aan de binnenzijde, langs de speelplaatsen, zijn het spiegelbeeld van de gevels aan de buitenzijdes. Het verschil zit hem in de boogvensters op de begane grond. Ook ontbreekt de kordonlijst. Een zevental bogen is open en dient als doorgang tussen de buiten speelplaatsen en de overdekte speelplaatsen. Op technisch gebied bleek Saraber zeer vooruitstrevend te zijn geweest. Dat blijkt uit het gebruik van ijzeren binten voor de vloeren en een vroegtijdige toepassing van spouwmuren. Ook maakte hij gebruik van ijzeren onderdorpels en gietijzeren spiltrappen.
De 20ste eeuw
In 1910 blijkt men al ontevreden te zijn over het functioneren van het gebouw. De architect Van Nieukerken maakte een plan voor een ingrijpende verbouwing voor f 105.000,-. Ondanks dat het plan goed werd ontvangen was de bouwcommissie van mening dat sloop en nieuwbouw beter zou zijn en ook een f 41.000,- goedkoper. Om onduidelijke redenen is er echter niets veranderd. De klachten over het gebouw bleven dus aan. Het gebouw werd herhaaldelijk vergeleken met een klooster en op vele punten voldeed het gebouw niet meer aan de eisen van dat moment en aan de behoeften voor het teruglopende aantal wezen (er waren begin 20e eeuw nog maar 150 kinderen) Aan de architect G. van Hoogevest werd gevraagd een plan te maken voor de verbouwing en de gedeeltelijke sloop van de vleugel aan de Koningstraat alwaar hij een aantal woningen met winkels zou ontwerpen. Het budget was f 150.000,- voor de verbouwing en sloop en f 60.000,- voor de woningen aan de Koningstraat. De plannen werden uitgevoerd maar uiteindelijk bleek er een overschrijding van maar liefst f 100.000,- te zijn terwijl men nog niet eens aan de bouw van de nieuwe woningen was begonnen. Deze laatste werd dan ook voor onbepaalde tijd uitgesteld. De verbouwing was echter wel naar grote tevredenheid van de kerkenraad, zo blijkt uit een rapport van februari 1927.
De indeling werd ingrijpend veranderd, mede veroorzaakt door de sloop van een groot gedeelte van de jongensvleugel. Belangrijke ingrepen waren het vervangen van het grote trappenhuis in de jongensvleugel voor een kleinere trap zodat er meer vloeroppervlak ontstond, de trappen achter de centrale hoofdtrappenhuis verdwenen en daar kwam een extra binnenplaats. Het hoofdtrappenhuis kreeg daarbij een grote raampartij met glas-in-lood. Verder werden de grote zalen op de begane grond verkleind, kregen de ziekenzalen veranda’s en balkons en werden aan de binnengevel van de overgebleven vleugel een aantal vensters en openslaande deuren toegevoegd. Van de oorspronkelijk negen open doorgangen tussen de overdekte en de buiten speelplaats bleven er drie open, de rest werd dicht gezet. Het uiterlijk bleef verder vrijwel ongewijzigd met uitzondering van de platte daken die werden aangebracht op de lange vleugel en op de bouwdelen tussen de paviljoens in de voorgevel.
Tweede Wereldoorlog en Rijksgebouwendienst
In de oorlog kwam er een officieel huurcontract tot stand tussen de Hervormde gemeente en de Rijksgebouwendienst. Dat contract liep na de oorlog gewoon door. Wellicht dat mede hierdoor het weeshuis niet meer als zodanig werd gebruikt. Tot 1990 bleef het gebouw in gebruik als kantoor en fungeerde voortdurend als tijdelijke huisvesting voor vele verschillende rijksdiensten. Er waren in die periode twee hoofdgebruikers: het Voedselbureau en opvolgers, onderdeel van het ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening, van 1946 tot 1972 en afdeling Waterhuishouding en Waterberging van Rijkswaterstaat, van 1973 tot 1990. Daarnaast kleinere afdelingen voor langere of minder lange periodes zoals bureau Werving van Defensie en enkele afdelingen van Buitenlandse zaken en Economische zaken. De laatste dienst die er was gevestigd was de dienst Getijdenwateren van Rijkswaterstaat. Deze dienst huisde het commandocentrum in geval van een watersnood. Ook werden de verwachte waterstanden hiervandaan gemeld en werd er hier vandaan eventueel besloten tot extra dijkbewaking. Deze belangrijke functies zorgde ervoor dat het weeshuis in de beginjaren 80 van de 20e eeuw nogmaals grondig werden verbouwd om de beveiliging van het pand te optimaliseren. In 1989 vertrok ook deze dienst uit het pand en was de huur opgezegd.